De oude tuinman keek geamuseerd toe terwijl zijn jonge assistent in gevecht leek te zijn met de hark. De hark was aan de winnende hand. Het was niet de eerste keer. De jonge assistent “onhandig” noemen zou een nogal geïrriteerde ingezonden brief van de Bond voor Onhandige Mensen opleveren. Hij was meer bij onhandig er in, bij het andere einde er uit, en dan een paar kilometer doorlopen.
De tuinman was gewend rustig toe te kijken en het een “pedagogische” ervaring te noemen. Dat en een zin met het woord “amusementswaarde” er in. Toch mocht hij de jongen, het hart zat op de juiste plaats. Waar de rest zat was niet helemaal duidelijk. Na een wat venijnige tegenaanval van de hark die bijna een oog kostte, besloot de oude tuinman in te grijpen. “Harry, wat ben je aan het doen”? De jonge assistent bevroor. “Ik probeer te harken?” klonk het voorzichtig. “Ah, in dat geval zal je zien dat zoiets efficiënter gaat als je het zakelijk deel van de hark ook daadwerkelijk naar de grond richt”. Enigszins beduusd keek de jongeman naar de hark en draaide hem voorzichtig om. “Zoiets?” Stil knikte de tuinman. Even leek er licht in het intellectuele grottenstelsel van de jongeman te zijn, doch helaas. Het gedeelte van de hark waar hele volksstammen minder bang van zijn ging nu het offensief aan en klopte Harry met enige regelmaat tegen het hoofd en de borst. De grond zal zich verward afgevraagd hebben wat zij misdaan had.
De tuinman schudde zijn hoofd in dat universele hoofdschudden ooit uitgevonden door een vakman in de vroege Steentijd toen een welwillende leerling zijn eerste poging tot vuistbijl liet zien. Het is nu een vast onderdeel van elke opleiding tot vakman.
“Harry, gooi dat ding neer, we eten een hapje, en straks... proberen... we het weer”. Samen gezeten op krukjes keken ze uit over het park, terwijl dikke boterhammen met kaas en ham in de mond verdwenen. De tuinman dronk er koffie bij uit een thermos, en jonge Harry sloeg een energiedrankje achterover. Wellicht niet het meest handige drankje voor iemand met de aandachtsspanne van een giechelende pre-puber en een alarmerend gebrek aan coördinatie.
Drukke zakenmensen zagen dit park als een kortere route, jonge moeders als een plek om onder het mom van “zonnen” even de ogen dicht te doen en studenten zaten in het gras, omdat, wel, tja, studenten zitten nu eenmaal al eeuwen in het gras. Weinig mensen leken oog te hebben voor het handwerk van de tuinman en de jonge Harry. De tuinman was het gewend, mensen hebben van nature een soort tunnelvisie: gefocust op wat zij echt belangrijk vinden op dat specifieke moment, en knipperen dan met de ogen als ze zijdelings aangereden worden door de betontruck van het leven.
“Chef? Ik bedoel, ik weet dat ik niet de handigste ooit ben. Ik weet ook dat ik nooit een heggenschaar zal kunnen hanteren zoals jij dat doet. Ik zei nog tegen me vader ‘zoals de chef dat doet, is het fascinerend en beangstigend tegelijk’. De oude tuinman zweeg. “Maar chef, misschien moet ik toch een ander beroep kiezen: ik zal nooit zo goed zijn als jij..” Een glimlach maakte een kort doch zeker thuis op de mond van de oude tuinman. “Harry, jongen, kijk.” “Wat?” “Kijk. Kijk naar dit park. Wat zie je?”
De jongen keek rond, af en toe leken zijn lippen woorden te vormen maar dan weer in te slikken. Na een tijdje klonk het wat onzeker: “eh, een park?” “Juist jongen, een park. Een park waar mensen door heen kunnen lopen, kunnen genieten en in het gras kunnen zitten.” “Eh, ja, en?”
De oude tuinman keek de jonge Harry aan. “Het enige wat wij moeten doen is zorgen dat het park dat blijft. Kijk door de bomen heen en zie het bos”. Verschrikt keek Harry rond “Een bos? Er is hier een bos?” “Nee, Harry, het doel. het einddoel. Ons doel is te zorgen dat het park een park blijft, en hoe je de heggenschaar hanteert is bijzaak. Iedere tuinman doet het op zijn manier”. Dat gezegd hebbende realiseerde de tuinman wel dat hij een soort intens genoegen haalde uit het knippen met een grote, vlijmscherpe schaar, maar snel dwong hij die gedachte uit zijn hoofd. “Focus niet zo op de onderdelen, maar focus op het einddoel, het groter geheel. Onderdelen hebben de neiging om je af te leiden en een eigen leven te gaan leiden zodat je het doel vergeet. Voor je het weet loop je je druk te maken over de correcte en aloude manier van het grasmaaien, met hevige discussies met andere tuinmannen die de regelaanpassing van 1930 nog steeds niet hebben verwerkt, en oude tuinmannen die memoreren dat men het vroeger anders deed. Je zou eens moeten weten welke monologen ik heb aan moeten horen over de juiste wijze van het vasthouden van een hooivork. Het doel is dat het gras gemaaid wordt, zodat weer een nieuwe generatie van die.. die.. - kom hoe heten die dingen- studenten, er op kunnen zitten”.
Harry knikte, maar de oude tuinman vroeg zich af of zijn woorden ook daadwerkelijk ergens binnen geland waren. “Kom, we gaan weer aan de slag. Die borders zien er uit alsof een terreinwagen er door heen is gegaan.” Harry sprong op, maar miste en struikelde bijna over zijn eigen voeten. “Chef, ik zie het nu. Het plezier dat het park geeft is belangrijker dan hoe ik met een schoffel om ga. Zolang we maar samen naar het einddoel werken.”
De tuinman knikte, "gebruik de gereedschappen die je hebt voor het doel waar ze voor zijn, maar dien het hogere doel". Tegelijkertijd moest hij pijnlijk terug denken aan die ene keer dat Harry de schoffel hanteerde. Hij wist nu dat het mogelijk was om verdacht realistische loopgraven te maken met een schoffel.
Harry spiedde nogmaals rond. De chef had immers gezegd dat hier ergens een bos verstopt was.
Iets was wel veranderd: de hark werd een stuk beter gebruikt, met minder blauwe plekken. De oude tuinman wist dat hij op een dag zijn gereedschappen moest overdragen, wist dat op een dag iemand anders verantwoordelijk zou zijn voor het park. Toch vermoedde hij dat dit wel goed zou komen.