Is vrijmetselarij een vriendelijke organisatie of een duister geheel?
Literatuur over vrijmetselarij geeft hierover geen duidelijk antwoord. Voor iemand die gewoon internet af zoekt, of boeken leest kom je beide varianten tegen. Sinds het openbaar verschijnen van vrijmetselarij heeft het zich de woede op hals gehaald van het Vaticaan, diverse regeringen en wordt het al snel schuldig gevonden als er weer een complottheorie verschijnt. Voor veel instanties is vrijmetselarij onbegrijpelijk omdat er geen centrale en coherente ideologie of doctrine is. Vrijmetselarij wordt gedefinieerd door de verbinding met thema's als universele broederschap en zelfverbetering. Als je er een beetje in duikt kom je er ook al snel achter dat er geen wereldwijd overkoepelend geheel is. Het geheel bestaat uit autonome groepen die GrootLoges heten, en die weer opgedeeld zijn in veel kleinere groepen die loges heten. Om dit verwarrender te maken blijken ook deze loges weer allerlei zaken autonoom te kunnen regelen. Al snel bekruipt de nieuwsgierige onderzoeker de vraag: wat is het eigenlijk?
Vrijmetselarij ontstond uit de steenhouwers gilden: verbanden van vaklieden die lonen met opdrachtgevers onderhandelden, de kwaliteit van het vakonderwijs waarborgden en reguleerde wie het vak konden uitoefenen. In de vroege middeleeuwen bestudeerden steenhouwers meetkunde, geometrie, en mathematica. Alles overgoten met een saus van natuurkunde en praktische toepasbaarheid. Hun vakkennis leverden ons de kathedralen en kastelen van Europa op. Ervaren en kundige steenhouwers ontwikkelden zich tot ingenieurs en architecten en hadden als zodanig een hogere status dan "gewone" vaklieden. Het leren van het steenhouwersvak ging, evenals alle andere vakken in die tijd, via pad waarin men begon als leerling en -hopelijk- eindigde als meester. Elke nieuwe stap werd gemarkeerd door een ceremonie: een ritueel. Om een beetje cachet aan hun vak te geven verzonnen de gilden ellenlange histories die soms teruggingen naar Bijbelse periodes. Tegelijkertijd waren gilden ook sociale organisaties die hulp regelden voor zieken, gepensioneerde collega's en regelmatig samen kwamen voor een borrel in zogenaamde loges. Een "loge" was oorspronkelijk de tijdelijke huisvesting van een gilde bij een bouwput, later werd het hele gilde een "loge" genoemd. Om onbekende redenen begonnen de steenhouwersgilden en loges ook niet-steenhouwers te accepteren in de late 16e eeuw: over het algemeen mannen die geïnteresseerd waren in mathematica en bouwkunde. De toon van de conversatie veranderde binnen de loges en de praktijk van steenhouwen werd al snel een symbool voor het werken aan jezelf. Toen in het grootste deel van Europa de gilden werden afgeschaft rond de 18e eeuw, bleven de vrijmetselaarsloges overeind.
De verspreiding in de 18e eeuw van vrijmetselaarsloges past in de "club geest" van die tijd: men socialiseerde en dineerde samen. Vrijmetselarij was wel anders dan andere clubs: hun bijeenkomsten waren "geheim" en hun ceremonies uitgebreider dan vele andere clubs. Daarnaast waren de loges seculier, egalitair en niet gebonden aan een politieke stroming. De idealen van de verlichting, zoals onder andere wereldburgerschap, vooruitgang en zelfverbetering domineren de vroege vrijmetselaarsliteratuur. Kennis, zo stelde men, overbrugt verschillen in rang, stand, achtergrond en nationaliteit en verzekert universele solidariteit.
In het begin bleek vrijmetselarij niet zo inclusief als voorzien: vrouwen en arbeiders konden geen lid worden. Toch bleken de loges bijzonder effectief in het mengen van de middenklasse en de aristocratie zoals dat nergens anders gezien kon worden. Loges boden een ruimte om na te denken over de idealen van de Verlichting zoals gelijkheid, secularisme en vooruitgang op basis van kwaliteit in plaats van adellijke geboorte. Meerdere historici hebben beargumenteert dat de vrijmetselarij een van de meest effectieve opleidingen was voor openbaar bestuur en publieke participatie.
De kritiek van het Vaticaan is snel terug te voeren op een bericht van een Franse politie agent die het geheel onderzocht en geen toegang kreeg tot een loge. Dit resulteerde in een grotendeels verzonnen rapport waarop de paus vrij snel de vrijmetselarij afwees. Napoleon omarmde de vrijmetselarij, evenals het Britse vorstenhuis, terwijl dictatoriale regimes het verfoeide. Hitler roeide de loges in Duitsland uit, mede omdat het plekken waren waar Joodse burgers op gelijke voet met niet-Joden konden communiceren. Het emancipatie-karakter van de vrijmetselarij kan niet onderschat worden. Meer recentelijk wees de Turkse president de loges aan als broedplaats van staatsgevaarlijke ideeën, een aparte ontwikkeling mede omdat Kemal Ataturk een bekend Turks vrijmetselaar was.
Een Sint-Janner: "Kijk, in de tijd dat vrijmetselarij ontstond was de dominante regeringsvorm de absolute monarchie, vrijmetselaars en Verlichtingsfilosofen wilden de parlementaire democratie. Dit is gelukt, maar elke tegenstander van democratie kijkt nog steeds met argusogen naar ons. En terecht."