Het was in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog dat ergens langs het front in grensgebied van Duitsland en Frankrijk een Amerikaanse soldaat zijn kameraden was kwijtgeraakt tijdens een gevecht en door bossen liep. Hij was gewond aan zijn bovenarm en wist dat hij hulp nodig had. Uren had hij al gezocht, maar kon niemand vinden. Diep in het woud zag hij een huis staan, maar omdat hij niet wist of hij voor of achter het front was benaderde hij het huis voorzichtig. Voor hetzelfde geld was hij in vijandelijk gebied en zou hij gedood worden zodra hij aanklopte.
Na een tijdje de woning bekeken hebben kwam hij tot de conclusie dat het een oude vrouw was die daar alleen woonde. Hij nam het risico en klopte aan. De vrouw opende de deur en keek hem angstig aan. In houwtje-touwtje Frans en Duits, doorspekt met Engels probeerde hij de vrouw duidelijk te maken dat hij hulp nodig had. Ze keek naar de wond, knikte en trok hem binnen. Hij werd in een stoel gezet en ze haalde wat handdoeken die hij om zijn wond heen bond om het bloeden te stoppen.
Ze ging naar de keuken en kwam even later terug met een kom soep die hij gulzig op at. De soldaat realiseerde zich dat hij hier geen medische hulp kon vinden, en ook -na enige pogingen tot gesprek- dat de vrouw geen enkel idee had waar de frontlijn lag. Ze vertelde wel dat haar zoon soldaat was, en de Amerikaan vond het verstandiger verder geen vragen te stellen. Hoe zou ze reageren als ze wist dat hij haar zoon onmiddellijk zou doodschieten als hij hem zag?
Het was avond toen hij besloot om verder te gaan. Hij moest en zou zijn eigen troepen vinden en medische hulp krijgen. De vrouw wilde er niets van weten, uit haar woorden maakte hij op dat ze zich zorgen maakte over de wond, en dat hij toch niet in staat was om door die gevaarlijke bossen te reizen. Nee, het was beter dat hij hier bleef slapen en de volgende ochtend uitgerust op pad ging.
Hij wilde weg, maar tegelijkertijd wist hij dat deze vrouw gelijk had: hij had medische hulp nodig en was zo vermoeid dat hij het nog geen uur uit zou houden.
De Amerikaanse soldaat viel in slaap op de fauteuil in de woonkamer waar hij werd toegedekt met een deken die de vrouw van boven haalde.
Op dat moment betrad een Duitse soldaat het pad naar zijn geboortehuis. Zijn eenheid had het geluk gehad om in zijn geboorteplaats terecht te komen, en hij had gedaan gekregen dat hij zijn moeder mocht bezoeken. Ze zaten immers ruim 10 kilometer achter het front.
Hij klopte aan en zijn moeder deed open. Een omhelzing volgde en ze liepen de woonkamer in. Tot zijn afgrijzen zag hij de Amerikaanse soldaat en greep naar zijn wapen. Zijn moeder ging onmiddellijk voor hem staan. “Mama, dit is de vijand, het is mijn plicht hem te doden.” “Zoon, het is mijn huis, en hij is een mens in nood die hulp nodig heeft. In mijn huis zijn geen vijanden, slechts vrienden, en als je je iets van je opvoeding herinnert dan weet je dat”. De Duitse soldaat liet zijn wapen zaken. Zijn moeder fronste: “En zet dat ding in de paraplubak voordat je er iemand pijn mee doet”. Gedwee knikte de soldaat, je kunt generaals hebben wat je wil, maar een moeders macht is absoluut. Terug gekomen zag de Duitse soldaat dat de Amerikaan een lelijke wond had op zijn bovenarm. “Is er iets wat je kunt doen?” “Ik zal kijken, mamma”. De soldaat trok de handdoek los en begon voorzichtig de wond te bekijken. Je had geen medische graad nodig om te zien dat het ernstig was.
De Amerikaanse soldaat werd wakker van de pijn, en keek verschrikt in de ogen van de Duitse soldaat. Verschrikt greep hij naar zijn wapen, maar dat had moeders ook al in de paraplubak gezet.
De Duitser suste en sprak in helder Engels: “In het huis van mijn moeder komen geen vijanden, slechts vrienden, dit is een regel die ze al heeft sinds voor mijn geboorte. Dus nu, vanavond zijn we geen vijanden. Laat me je helpen.”
De Amerikaan wist niet wat hij er van moest denken, maar al snel liet hij zich gewillig door de Duitser en zijn moeder helpen. Die maakten de wond schoon, en wisten met veel pijn de kogel er uit te halen. Met stukken van een laken werd de wond verbonden.
Het was al diep in de nacht toen de Duitse soldaat zijn bebloede hand over zijn bezweette voorhoofd haalde. “Je hebt medische hulp nodig, maar dit moet je wel een tijdje op de been houden. “Hoe kom ik terug naar mijn eigen linie? Dan ga ik nu weg”. De Duitser grinnikte: “Jij gaat nergens naar toe, orders van mijn moeder. Ik blijf ook vannacht hier. Ik ben hier geboren en ken deze streek beter dan wie dan ook. Morgenochtend neem je het pad aan de zijkant van het huis, loop in westelijke richting en blijf het pad volgen. Let goed op, maar als je geluk hebt brengt het je dwars door onze linies terug naar de Amerikaanse linies.”
De volgende ochtend maakte de Amerikaan zich op om te vertrekken. De moeder had nog een kop soep klaargemaakt die hij gulzig at. De Duitse soldaat stak zijn hand uit, maar zoals de Amerikaan gewend was met zijn vrienden gaf hij de Duitser een omhelzing. “Je bent meer dan een vriend”. En met een wuiven vertrok hij terug naar zijn eigen linies.
De moeder keek de Amerikaan ook na en sprak tot haar zoon “Jongen vijanden bestaan niet. Vijandigheid wel, en dat is alleen te doden met liefde”.