Een overdenking

In een ver verleden was er in Constantinopel een machtig keizer die het ene land na het andere veroverde. Men begon te fluisteren dat hij de wedergeboren Alexander de Grote was. Zijn paleizen stroomden over van de rijkdom en de exotische goederen uit verre vreemde landen. Raadsheren en generaals vochten om aan zijn zijde te mogen staan. Voorzichtig begon men te fluisteren dat het rijk weer de grootte van weleer zou behalen.

Op een dag werd deze keizer ziek, zwaar ziek, en hij trok zich terug in zijn paleis in Constantinopel. Ambassadeurs stuurden koortsachtig brieven naar hun koningen en heersers om elke verandering van de gezondheid van de keizer te laten weten. Generaals onderhandelden wapenstilstanden met vijanden om terug te kunnen keren naar Constantinopel. Zelfs de bevolking leek de adem in te houden. Smeekbeden werden uitgesproken door de priesters in de Hagia Sophia en alle andere kerken in de verre uithoeken van het rijk.

De geneesheer van de keizer werd steeds negatiever. Ook de keizerin sloot zich op in haar vertrekken als zij niet aan het bed van de keizer zat. De geruchten dat het einde naderde werden steeds nadrukkelijker. Iedereen probeerde een antwoord te krijgen op de vraag “wat gaat er gebeuren”?

Na een paar weken staarde het iedereen in het gezicht. De keizer was stervende. Generaals probeerden uit te vinden hoe lang hij nog had, wetgevers smeekten om instructies. De geneesheer en zijn assistenten zwegen in alle talen.

Het was een woensdag toen de keizer zijn vertrouwelingen binnen riep in zijn slaapvertrekken. Zijn gezicht bleek en ingevallen, zijn handen mager en bevend. Het gezelschap zweeg en hier en daar maakte een traan zich los van de ogen. Hier lag de man die een jaar geleden nog de ene na de andere veldslag won. De keizerin zat naast het bed en depte met een doek zijn zwetende voorhoofd.

Zwak klonk zijn stem, terwijl hij de een na de ander begroette. “Ik heb jullie bijeengeroepen om mijn laatste wensen te horen. Ik weet dat ik niet lang meer heb. Wat gedaan kon worden is gedaan”. De ministers namen hun schrijfgerei, wachtend op beleid. De generaals alert om aanvalsplannen te horen. Het hoofd van de Kerk wachtte op instructies voor alle kerken in het rijk. Elk vreesde en hoopte voor zijn eigen positie, hier en daar roerde de naakte ambitie zijn glibberige hoofd.

“Als eerste wens ik dat mijn kist alleen gedragen zal worden door de beste geneesheren van het rijk. Laat ze uit elke hoek komen en in processie mijn lichaam begeleiden.” Zwaar ademend viel hij terug in zijn kussen terwijl de aanwezigen verward elkaar aan keken. Een verontrust gefluister startte op.

De keizer hief zijn bevende hand op, iedereen zweeg.

“Als tweede wens ik dat de weg van mijn paleis naar mijn graf zal worden bestrooid met zijde, goud en edelstenen. Daar om gezien en vertreden te worden door het volk en de processie”. De keizer slikte zwaar en even sloot hij zijn ogen, terwijl de hofhouding in stilte toe keek.  Zachtjes depte de keizerin zijn voorhoofd, met een liefdevolle aanraking.

Zijn ogen openden weer, en staarden naar het plafond. “Als derde wens ik dat mijn handen uit de kist worden gehangen”.

De hofhouding was verbijsterd. De machtigste man in het rijk lag stervende, en geen instructies over opvolging, geen aanvalsplannen, zelfs geen suggesties over wetgeving.

“Als laatste wens ik dat mijn kist voorafgegaan wordt door mijn vrouw, mijn zoon, en de laagste dienaar in de keukens van dit paleis. Geen hoogwaardigheidsbekleders, generaals, ministers of ambassadeurs. Geen wapens of goederen. Slechts deze drie zullen het symbool zijn van mijn regering”. Het ademen van de keizer werd nu zwaar en diep. De inspanning had het uiterste van hem gevergd.

Een van de generaals stapte naar voren en viel op zijn knieën. “Majesteit, uw wensen zullen uitgevoerd worden, maar vertel ons, waarom deze wensen?”

Een glimlach vormde zich op de dunne, grijze lippen van de keizer, en vanuit zijn kussen klonk een antwoord: “Ik wil dat de geneesheren mijn kist dragen om te tonen dat zelfs als je beschikt over de beste artsen in de wereld, de dood voor eenieder van ons komt. Bedelaar of keizer, wij allen gaan die weg”.  Voorzichtig steunend op zijn  ellebogen probeerde hij zich wat op te richten, terwijl de keizerin zijn achterhoofd vasthield.

“Ik wil dat de weg bestrooid wordt met de mooiste zijde, edelstenen en goud, om te tonen dat zelfs als je de rijkste man op aarde bent, het uiteindelijk waardeloos is. Al dit, het zijn dingen: steen, stof, metalen. Genoeg om vertreden te worden door de voeten van zelfs de armsten onder ons. Welk nut heeft het voor mij nu”? Zijn borst ging wild op en neer, omdat zelfs het spreken van een paar woorden een kracht vroeg die zijn lichaam niet meer kon leveren.

“Ik wil dat mijn handen uit de kist hangen om iedereen te tonen dat wij allen in de wereld komen met niets, en wij allen uiteindelijk ook zullen vertrekken met niets”.  De keizer pauzeerde. Terwijl de omstanders toekeken zagen ze zijn ogen weer opvlammen, en even bekroop de hoop de aanwezigen.

“Ik wil dat mijn vrouw, zoon en de laagste dienaar voorop lopen om de wereld te tonen dat de enige waarde die wij als mensen kunnen nalaten de liefde en het respect voor onze partners en vrienden is, het leven in de ogen van onze kinderen, en de goedheid die we tonen naar mensen waarvan we niets verwachten. Dat is alles wat ik heb gegeven, en laat dat mijn gedenkteken zijn.”

Met deze woorden liet hij zich terugvallen in het kussen. De geneesheer snelde toe, maar het was reeds te laat: met een diepe zucht was de keizer ingeslapen. Zijn ogen werden gesloten door de keizerin.

© 2024 Loge Sint Jan

Log in with your credentials

Forgot your details?