Wekelijks kwamen ze bij de oude vrijmetselaar langs. De man op leeftijd werd geplaagd door allerlei kwaaltjes die naar buiten gaan al een opgave maakten, dus een aantal jonge vrijmetselaars had besloten: als hij niet naar de loge komt, gaan wij naar hem. Zo ging het week na week en allemaal brachten ze iets mee. De een iets te drinken, de ander iets te knabbelen. Tot men opmerkte dat een van hen niet meer kwam. Erger nog, hij kwam ook niet meer in de loge. In het begin viel het niet zo op, maar na een tijdje begon men zich toch af te vragen wat er was. Vanuit de loge werd getracht contact op te nemen, maar dat lukte niet echt. De een na de ander werd met een kluitje in het riet gestuurd door de jonge vrijmetselaar. Hij zou er volgende week zijn, er was niets aan de hand. Tja, besloot men, als je er zelf niet over wilt praten, wat kunnen wij dan doen? Langzaam begon men het op te geven.
Het kwam de oude vrijmetselaar ter ore. Hij besloot dat hij iets moest doen. Zeker toen hij hoorde dat er niet echt duidelijkheid was over waarom de jonge man weg bleef en dat de loge de schouders ophaalde. Dus op een dag belde hij een taxi, en met zijn stok en het zweet in de handen vertrok hij naar het adres van de jonge man. Eerst een tussenstop makend bij een slijterij.
Daar aangekomen belde hij aan, en werd binnengelaten door de beduusde jongeman. Op de vraag waarom hij langs kwam haalde de oude man zijn schouders op “jullie hebben je best gedaan om de loge bij mij te brengen, en nu begrijp ik dat jij al een tijdje niet meer geweest bent. Dus ik kom bij jou langs.” De oude man werd de woonkamer in geleid, en keek eens rond. Zelfs voor een jongeman was dit nogal spartaans ingericht. “Sorry, ik heb het meeste van mijn meubels moeten verkopen, maar ga zitten, dan maak ik koffie”. “Doe geen moeite”, zei de oude vrijmetselaar en toverde een fles whisky uit zijn zak, “schenk ons maar twee glazen in, en de fles laat ik hier”.
Met de glazen gevuld, praatten ze over ditjes en datjes. Het duurde, maar bedacht de oude vrijmetselaar: ik heb de tijd. Uiteindelijk kwam het er uit, en vertelde de jongeman zijn verhaal. De reden dat hij niet meer kwam. Hij had een paar foute investeringen gemaakt, zijn vrouw was weggelopen en als gevolg was hij financieel aan de grond geraakt. Hierdoor had hij veel dingen moeten verkopen om het hoofd boven water te houden. De oude man knikte en nipte aan zijn glas. “Tja”, zei de jongeman, “als gevolg kan ik ook niet meer met goed fatsoen in de loge verschijnen. Ik bedoel, iedereen geeft een rondje weg, en ik heb het gewoon niet.” De oude man haalde zijn schouders op “Niet iedereen heeft evenveel, maar men geeft naar eigen vermogen. Soms zit het mee, soms zit het tegen. Daar zou ik me geen zorgen over maken. Trouwens, dat rondje is niet de kern van waarom de loge bijeen komt”.
De jongeman knikte, “Ik begrijp het, maar het zorgt toch voor een drempel”. “Een drempel in je eigen hoofd, niet in die van hen die je missen”. “Natuurlijk, maar ik heb tegelijkertijd ook zoveel zorgen dat ik me niet kan concentreren op dat wat er in de loge gebeurd”. De borstelige wenkbrauwen van de oude vrijmetselaar schoten omhoog, en gelijk vormde zich een glimlach op het gezicht. “Schenk mijn glas eens bij?” De jongeman pakte de fles, en schonk nog een beetje bij.
De oude man tilde zijn glas op en hield het stilzwijgend op ooghoogte. De jongeman dacht het te begrijpen: glas halfvol en halfleeg. Hij had deze al vaker gehoord. Hij nam zijn eigen glas en nipte er aan.
De oude man sprak “Wat weegt dit glas?” Deze wending had de jongeman niet verwacht: “weet ik niet. Een paar gram?” “Denk je? Ik denk dat het relatief is” Deze snapte de jongeman niet. “Relatief ten opzichte van wat?”
“Ten opzichte van de tijd dat ik hem vast moet houden. Kijk, als ik een slok neem, en het glas weer neerzet, weegt hij niets. Als ik het glas een uur moet vasthouden, dan wordt het glas al een stuk zwaarder en zal mijn arm pijn gaan doen. Ik ben niet meer zo jong. Stel, ik zou het glas een middag moeten vasthouden: dan zou mijn arm verkrampen, de spieren zouden gaan trekken, en voor mijn gevoel zou het glas loodzwaar zijn. Zou ik dit glas een dag moeten vasthouden, dan verlies ik alle gevoel in mijn arm. Mijn vingers zouden het gewoon opgeven”.
De jongeman knikte. Dit begreep hij nog wel “..maar wat heeft dat met mij te maken?”
De oude man nam een slokje en zette het glas neer terwijl hij er bedachtzaam naar keek, “het werkt hetzelfde met zorgen. Als ze even door je hoofd vliegen, dan is er niets aan de hand. Als je er een uur aan denkt, dan worden ze al een stuk zwaarder en gaan ze pijn doen. Denk je er een middag over na, dan gaat je hoofd verkrampen en voelen ze loodzwaar aan. Denk je er de hele dag aan, dan stopt elk ander gevoel en geef je het gewoon op. Hoe lang ben jij al bezig met je zorgen? En waarom leg je ze niet één keer in de week neer? Al is het maar voor een paar uur, dan geef je jezelf rust en, wie weet, misschien ook nieuwe kracht.”
Met die woorden stond de oude vrijmetselaar op en zwaar leunend op zijn stok vertrok hij. De taxi wachtte al buiten.
Twee dagen later besloot de jongeman maar weer naar de loge te gaan. En zoals het een goed gebruik is: je zorgen laat je achter bij de voordeur van het logegebouw.